|
|
|
‘Kunstzinnige overlast’
aanpak/methode 2007
Sinds de jaren ’70 verspreidt graffiti zich o.a. via muren, treinen, metro’s en billboards. Voor de meeste mensen is het een doorn in het oog. Graffiti is voor velen een teken van verloedering en wordt geassocieerd met hangjongeren en overlast. Het kan echter zeker ook kunst zijn. De kunstenaar gebruikt de openbare ruimte als expositieruimte om zijn boodschap over te brengen. Zoals J. Brand in 2003 heeft geschreven in het boek “Neo”: “Omdat het onmogelijk is openbare locaties voor de beoefenaars van dit genre af te sluiten hebben graffiti zich de laatste decennia behoorlijk uitgebreid. Al in de jaren zeventig vinden graffiti hun weg van de originele stedelijke locaties naar de muren van galeries en musea.”
|
|
|
|
Met dit spanningsveld in gedachten zijn we op zoek gegaan naar de graffitikunst binnen de Piushaven. Wat in eerste instantie opvalt, is dat het voornamelijk gaat om kleine slordige eenvoudige signaturen, de zogenaamde ‘tags’. Sommigen daarvan kwamen we meerdere keren tegen, zowel in de wijk als bij onze grootste bron: de Jumbo en onder het viaduct van de Ringbaan Oost. Dit was bijvoorbeeld het geval met de ‘tag’ ‘clouds’. Deze ‘tag’ vonden we op zowel een elektriciteitskastje als op een schrikhek.
De meeste van de andere ‘tags’ die op datzelfde schrikhek stonden hebben we meerdere malen teruggevonden onder het viaduct.
Uit de woorden die gebruikt worden blijkt wel dat de ‘tags’, de signaturen niet de echte namen van de makers zijn, het zijn ‘nicknames’. Maar waarom zou je je ‘nickname’ overal op willen zetten? Als we er vanuit gaan dat de makers niet enkel gedreven werden door vernielzucht, zou het ook kunnen gaan om afbakening of om een zucht naar erkenning. Omdat er bepaalde terugkerende tekens zijn is het aannemelijk dat het hier gaat om, zoals Brand stelt, territoriale drang: “[De artiest] gebruikt graffiti om een bepaald territorium af te bakenen”. Deze vorm van afbakening zien we natuurlijk ook in het dierenrijk. Maar weet iemand dan dat de nickname bij een bepaald persoon hoort? Dit is onze theorie: de maker schept er plezier in zijn ‘nickname’ over heel de stad terug te vinden terwijl niemand weet dat hij de persoon in kwestie is. Dit geeft een idee van geheime identiteit. Hieraan kan de maker voor zichzelf een status ontlenen die als het ware zijn eigen persoon ontstijgt. Wij denken echter niet dat degene die in het Piushavengebied deze graffiti zet lijdt aan dit soort complexen. Wat voor ons het meest aannemelijke is, is een combinatie van factoren.
Het zetten van de ‘tags’ is waarschijnlijk iets wat begonnen is uit verveling. Ook omdat de gevonden ‘tags’ vrijwel nooit gebruikt worden voor het signeren van grotere, meer uitgewerkte stukken, ook wel ‘pieces’ genaamd, lijkt het ons niet waarschijnlijk dat het hier om echte graffiti-artiesten gaat. Maar als iets begonnen is uit verveling, en dus in principe vandalisme, moet er later een extra betekenis aan toegevoegd zijn voor de maker. Anders was hij na verloop van tijd wel gestopt. Dat dit niet het geval is, is bijvoorbeeld te zien doordat ‘tags’ voorkomen op verschillende lagen van een aantal graffitispots. Hieruit is af te leiden dat de makers over een periode van een aantal maanden steeds terugkwamen om hun ‘tags’ weer opnieuw te zetten. Dus iets wat begint als vandalisme wordt meer voor de maker. Hier komen we dan op een tweesprong. De toegevoegde waarde kan volgens ons zijn dat de maker er inderdaad plezier in schept dat hij als enige weet wie de verschillende ‘tags’ gezet heeft. Of er is sprake van een georganiseerde straatbendecultuur waarin de verschillende ‘tags’ waarschuwingen of boodschappen zijn voor mede- of rivaliserende leden. Wij geloven echter niet dat er in de Piushaven een juist klimaat heerst voor dit soort bendes, en de hangjongeren die wij daar gesignaleerd hebben waren zeker niet bereid tot het opzetten van dit soort organisatiestructuren.
Dit verklaart een groot gedeelte van de aangetroffen graffiti. De snel en slordig gezette ‘tags’ zijn dus een vorm van vandalisme waar de maker toch een zekere trots uit weet te halen omdat hij de enige is die weet wie ze gezet heeft. Er is verder in deze gevallen geen sprake van een boodschap die men over wil dragen. Degene die de ‘tag’ zet kan volgens ons dan ook niet gezien worden als een boodschapper. En wij als publiek hoeven ons dus ook niet aangesproken te voelen. De enige boodschap die overgebracht zou kunnen worden is een soort van ‘I was here’.
Op dit punt komt heel duidelijk naar voren dat semiotiek zeer sterk draait om de waarneming van de semioticus en de betekenissen die deze daaraan toekent. Zo is het ons inziens ook met kunst. In lijn met Adorno’s negatieve esthetiek; in het kort: kunst wordt gedefinieerd door wat geen kunst is, stellen wij hier als observanten dat de besproken ‘tags’ volgens ons niet de benodigde stijlkenmerken bezitten om als kunst gekwalificeerd te kunnen worden. Zijnde een bepaalde mate van vertoond vakmanschap en de kracht waarmee een boodschap wordt overgedragen.
We hebben echter gelukkig ook nog een paar ‘pieces’ gevonden die eventueel wat meer de moeite waard zijn.
Op de muur onder het viaduct van de Ringbaan Oost heeft iemand het woord ‘power’ tot een ‘piece’ gemaakt. Het is eigenlijk een uitgewerkte ‘tag’. De eenvoudige ‘tag’ is o.a. te zien rechts boven het grote ‘piece’. Het is goed mogelijk dat deze gezet zijn om als een soort van voorbeeld te dienen voor de artiest. Wat natuurlijk meteen opvalt is dat deze vorm van graffiti meer tijd en vakmanschap vereist dan de graffiti die hiervoor besproken is. Dat maakt dit stuk ook meteen veel interessanter. Hier zou de maker wel degelijk een boodschap kunnen hebben. Juist omdat het meer moeite kost. Maar aan wie is deze boodschap gericht? Is dat het gewone publiek dat er dagelijks langs loopt? Waarschijnlijk niet. Als de kunstenaar een sociaal statement had willen maken dan was hij namelijk wel specifieker geweest. Met het woord ‘power’ op zich kan men alle kanten op.
Op de foto is te zien dat er een heleboel kleine ‘tags’ om het woord ‘power’ heen staan. Ook een paar keer een minder uitgewerkte versie van het stuk zelf. Op de foto is het moeilijk te zien, maar ter plekke was zichtbaar dat een heleboel kleine ‘tags’ overlapt worden door het grote stuk. Hieruit maken wij op dat het eerder ging om een soort van claimen. Op een gegeven moment is de artiest zich gaan realiseren dat hij getalenteerder was dan de anderen die maar kleine ‘tags’ bleven zetten. Op dat moment heeft hij voor zichzelf besloten dat eens duidelijk te maken aan degenen die mede actief waren als graffiti artiesten. In dit licht is het woord power natuurlijk uitstekend gekozen. De doelgroep is dan niet het dagelijkse publiek maar de andere graffiti artiesten. Er wordt een superioriteitsclaim gedaan door degene die dit stuk zet. Dit wordt ook nog eens ondersteund door de manier waarop de tekens afgegeven worden. Niet alleen wordt het woord power gebruikt. Ook word het gezet in opvallend oranje en geel omlijst met een dikke zwarte rand, waardoor het geheel behoorlijk agressief overkomt. Ook de vorm roept een soort van superioriteit op en doet denken aan bijvoorbeeld het vlammenpatroon op sportwagens waarvan om dezelfde reden gebruik wordt maakt.
Een andere ‘tag’ die is uitgewerkt tot een ‘piece’ vonden we op de muur van de Jumbo. Of eigenlijk het dak.
Als je goed kijkt, zie je dat dit ‘piece’ is gesigneerd door de maker. Maar omdat het ‘piece’ een uitwerking is van de signatuur, de ‘tag’, van de maker is dat eigenlijk overbodig. Ook hier gaat een soort superioriteitsclaim vanuit. Dit keer niet alleen omdat deze vorm van graffiti meer tijd en vakmanschap vereist dan de simpele slordige ‘tags’ die eerder genoemd zijn, maar ook vanwege de plaats. De maker heeft eerst een stuk moeten klimmen om vervolgens op het gevaarlijk schuin aflopende dak te werk te gaan. Het kleurgebruik is bij dit ‘piece’ iets soberder dan bij de vorige.
De conclusie die wij moeten trekken is dat achter deze stukken meer schuil gaat dan achter de ‘tags’ die we aantroffen op het schrikhek. Maar of hier geopereerd wordt binnen het spanningsveld tussen museum en openbare ruimte valt te betwijfelen. Daarvoor zijn de ‘pieces’ gewoon niet kunstzinnig genoeg. De gebruikte kleuren en vormen zijn niet vernieuwend en lijken kopieën van ‘pieces’ die men in iedere stad wel aantreft. Het idee van de Piushaven als illegaal museum gaat dus helaas niet op.
Teun van Irsel en Simone van Rees
12-05-2007
meer weten over semiotiek?
|
|
|
|
Anne Winters
over de Fatimastraat 75 en verder
Eveline van der Ham
over de Spoorlaan 6
Laura Niemeyer en Lennart Driessen
over de Hertogstraat en tot aan het Lourdesplein
Mieke de Croon
over de Hopliedenkade
Peter Güldenpfennig
over de Galjoenstraat
Rim Andries
over de Fatimastraat
|
|
|
|
|
|
|