|
|
|
‘Wandelen met gehoor’
aanpak/methode 2007
Dit artikel gaat over een tocht van A naar B door de Fatimastraat. Een wandeling waarin veel te beleven viel, maar waarvan de tijdsduur altijd onzeker was en de eindbestemming in mist gehuld ging. Tijdens het lopen volgden er namelijk meerdere confrontaties met tekens uit de omgeving. Ze gaven de mogelijkheid om diezelfde omgeving en zijn bewoners te analyseren, te plaatsen. Maar het was een stortvloed aan tekens en soms was de werking ervan overdonderend. Duizelingwekkend zelfs.
|
|
|
|
Hier bood de semiotiek (de studie van tekensystemen) een helpende hand; ze deed dienst als kompas, filter en vergrootglas. De tekenleer werd gebruikt om uit te kijken naar tekens van belang. Of liever gezegd er werd ‘uitgeluisterd’, want tekens spreken wel degelijk. Er werd geluisterd naar de grote schreeuwerige publiekstrekkers en tevens werden de oren gespitst voor kleinere signalen. Voor de nuanceverschillen die naar ons smoezen vanuit de periferie van onze zintuigen. Daarbij genoten deze tekens net wat meer aandacht dan in het dagelijkse, vluchtige leven gebruikelijk is. Want, mits je ze echt wil horen dien je een staat van vervreemding aan nemen. Kijk en luister ernaar als waren de tekens buitenaards. Verwijder ze vervolgens van hun context. Ruk ze uit hun samenhangend verband en isoleer ze. Ga er daarna letterlijk met de loep overheen. Vergroot ze uit. Blaas ze op. Pas wanneer je zeker denkt te weten wat je voor je hebt, mag je ze terugplaatsen. Doe dit met alle tekens. Zeker met diegenen die al bij voorbaat aan een samenwerkingsverband lijken te doen. Blijf bovenal altijd heen en weer springen tussen dat ene kleine deel en het grote overkoepelende geheel. Het is op deze manier, het zien van de collectieve betekeniskracht (het geheel is meer dan de som der delen), dat betekenis in zijn volledige vorm tot stand kan komen. Luistert u mee naar de praktijk:
“Ik parkeerde mijn auto tegenover basisschool Fatima en begon mijn reis. Naast de school lagen wijkcentrum de Kubus en peuterspeelzaal de Kwettertjes. Deze ‘sociale hoek’ voorzag mij van de eerste handvatten om de rest van de wijk mee aan te pakken. De eerste bril om door te kijken, zogezegd. Toen ik mijn auto uitstapte, werd ik namelijk in een oogwenk geconfronteerd met de idealen en dromen van de drie instanties. Of beter nog; de normen, waarden en vooral ook het ideaalbeeld van de leraren, leerlingen en ouders die erbij betrokken zijn. Alle drie traden resoluut en vol bewustzijn en zelfvertrouwen naar buiten met hun identiteit.
Op de ramen hingen tal van posters en aanplakbiljetten over oudervergaderingen, culturele activiteiten, wijkfeesten, schoolfeesten en sportevenementen. Binnen in de school was er een bedrijvigheid aan ouders en leraren, allen voorzien van koffie en gebak. Buiten, aangrenzend aan de speelzaal, lag een klein doch goed onderhouden speelterrein met een huisje en nog wat andere toestellen. Het terrein was omkaderd met een groen hekwerk en de grond was bezaaid met een bodembedekking van grove houtsnippers. Voor de school stond, op een eveneens klein perkje, een kunstwerk. Het was een blauw metalen beeld. Het stond bijna twee meter hoog en was ongeveer evenzo breed. Het kunstwerk (maker Wim Geeven) bestond uit grofweg drie delen; twee pijlers of pilaren en een verbindingsstuk. De pijlers verschilden ietwat qua vorm; beiden stonden schuin en reikten tot aan de grond, maar de linker liep uit in een kegelachtige punt en de rechter in een piramideachtige punt. Het beeld deed zodoende denken aan schoolgereedschap; aan een passer.
Al deze zaken en meer gaven mij een heldere indruk van de sociale hoek, zijn karakter en zelfbeeld. Tevens werd zijn plek in de maatschappij (wijk Fatima) gedefinieerd. De folders en aanplakbiljetten getuigden van een hoge betrokkenheid bij het sociaalmaatschappelijk welzijn binnen en buiten de school. Zij gaven blijk van organisatie, samenwerking en compassie. Het goed verzorgde en veilige speelterrein vertelde dat men de waarde besefte van spel en vertier voor het kind, evenals de noodzaak van veilige omstandigheden. Het beeld vertelde echter nog het meeste van alles. Het deed mij aan als het stokpaardje van de basisschool en stond daarmee symbool voor haar gehele identiteit. Het leek wel alsof de betrokkenen hiermee wilden zeggen: “We zijn misschien wel klein, maar niet onbetekenend!” of “Wij hebben kunst en cultuur hoog in het vaandel staan” en “Met sommige dingen kan je niet vroeg genoeg beginnen”.
Het waren deze boodschappen die ik in mijn hoofd moeiteloos aan de instanties kon koppelen. Al bij al maakten zij een vertederende pionierachtige indruk. Een soort drie musketiers. Vooral Fatima; het schooltje leek vol trots en goede moed naar buiten te keren en echt de armen te openen voor de wijk. Nu is dat geen uitzonderlijk fenomeen onder basisscholen van vandaag, maar het neemt niet weg dat basisschool Fatima er bijzonder bedreven in was. Het was een goed begin en een prachtig voorbeeld van interactie, communicatie en confrontatie tussen het private en het publieke.
Ik vervolgde mijn weg langs deze straat en de straat bleef tot mij spreken. In het bijzonder toen ik langs een stel rijtjeshuizen liep. Overal symbolen, indicaties, herinneringen, dromen, wensen, boodschappen en verwijzingen. Nu sprong vooral het verschíl in tekens in het oog en het contrast in het gebruik ervan. Met andere woorden; de expliciete aanwezigheid en in sommige gevallen afwezigheid van die tekens. Enkele bewoners in de Fatimastraat hielden hun zaken bijvoorbeeld liever privé. Zij markeerden duidelijk hun territorium en schreven in herkenbare taal de gedragsregels en omgangsnormen voor bezoekers en/of doorlopers: geplastificeerde ramen die slechts semi-permeabel zicht toelieten, brievenbussen uitgerust met Nee/Nee- stickers (sommigen handmatig veranderd), een ‘kijk uit voor de hond’ bord en hekken, poortjes en rijen coniferen die de grens bevestigden tussen de trottoirs en de voortuin.
Andere bewoners, echter, gedroegen zich minder wantrouwend en leken juist openhartig van aard. Hun openstaande luiken verwelkomden je. Hun heldere ramen en gedecoreerde vensterbanken vroegen je binnen. Hun huisnummerbordjes deelden je mee dat men verzot was op engeltjes (als een warme handreiking of een handige tip; dan heb je iets om gezellig over te kletsen aan de deur). En hun deurmatten smeekten om een goede beurt van je schoenzolen. Tot slot, als uithangbord voor de smetteloze straat, een oranje prullenbak. Niet verscholen maar juist zichtbaar. Met als missiestatement; korte metten maken met de illusie van een schone stad en de struisvogelpolitiek jegens al dat verstopte vuil. En deze te vervangen door een beleid van attentie en bestrijding. Kortom opvallend grote verschillen in relatief kleine dingen.
Het geluid van deze tegenstellingen werd doorkruist door de lokroep van mijn eindbestemming. Deze bleek van een oude verlaten textielfabriek te komen, uit 1941. Het hekwerk dat het moest verdedigen loog er niet om: stevig, hoog en bovendien versterkt door prikkeldraad. Een dik hangslot maakte de barricade compleet. Maar, iemand was vergeten de boel op slot te draaien dus ik besloot een kijkje te nemen op de binnenplaats. Het deed denken aan een kerkhof. Met de cilindervormige silhouetten van oude geroeste boilers als grafstenen. Vele generaties onkruid hadden terrein gewonnen in de strijd tegen het gescheurde beton. De textielfabriek was ongetwijfeld al een lange tijd geleden begonnen aan zijn pensioen Later leerde ik het volgende: dit afgelegen binnenterrein maakte deel uit van een veel groter complex: deken -en stoffenfabriek AaBe vestigde zich in 1930 aan de Fatimastraat, het complex werd in 1941 uitgebreid en is sinds eind 1999 een rijksmonument, ook stond het centraal in meerdere kunstprojecten.
Maar het had sindsdien nog een nieuwe functie gekregen; het was een canvas geworden voor graffitiartiesten. De muren en stookketels van het bejaarde complex deden dienst als expositieruimte voor de werken van hedendaagse kunstenaars gewapend met een spuitbus. Overal waren kleurrijke teksten als ‘tags’ en ‘pieces’ te zien. Handtekeningen van de moderne schilders. Het was moeilijk vast te stellen of dit een ontmoetingsplaats was voor gelijkgezinden of eerder een strijdtoneel voor rivaliserende artiesten. Wel gaf het onweerlegbaar blijk van het dynamische gezicht van een stad, die altijd onderhevig is aan de grillen van haar burgers en aan een bepaald tijdsbeeld. Het is dan ook een mooie en nostalgisch geruststellende gedachte dat men niet alleen nieuwe ruimtes creëert om behoeften te bevredigen maar dat men tevens bestaande (en wellicht doodverklaarde) ruimtes herinricht om personificatie, zelfontplooiing en presentatie mogelijk te maken.”
De wandeling is voltooid en het bleek een vruchtbare reis te zijn: in deze enkele straat was er een wereld van verschil op te merken in de hantering van ruimte en tekens. Zo kwam de behoefte aan privacy en afbakening van eigendom in beeld, maar ook de inherente menselijke drang tot communicatie en participatie. Het willen meedoen in de maatschappij vereist interactie en initiatief. De school was daar een uitstekend voorbeeld van; fungerend als een solide basis van waaruit kinderen de volwassen wereld kunnen betreden. Hetzelfde was te zien bij de zogenaamde ‘open huizen’ die duidelijk de straat bij hun huiskamers betrokken.
Maar ook tegengestelde opvattingen bleven niet onopgemerkt; afzondering (in plaats van sociale activiteit) werd belichaamd door de ‘gesloten huizen’ en de behoefte aan bescherming werd onder meer duidelijk door het hekwerk rond de fabriek. Zelfs een vorm van verzet werd gehoord in de progressieve stemmen van creatieve graffitispuiters. Kortom, verschillende spectra waren vertegenwoordigd en samen vormden zij het heterogene beeld dat bij een stad hoort. Een smeltkroes van conflicten en compromissen. Een voorzichtige samenzang tussen woonomgeving, werkplaats en vrijetijdsruimte, waarbij er continu geschoven wordt tussen de eigen wil en de mogelijkheid.
Dit samenspel van tekens geeft weer wie de bewoners in de Fatimastraat zijn en wat ze willen. Niet alleen zijn tekens doorgeefluiken voor deze boodschappen of middelen tot een doel, de tekens zelf zijn eveneens een bron van informatie. Ze geven inzicht in de geprefereerde methoden van zelfpresentatie. Tekens geven dus een identiteit weer maar ook een zelfbeeld en een voorkeur voor een bepaald soort representatie. Identificatie en ideaalbeeld zijn hierbij sleutelwoorden. Men profileert zichzelf zoals men denkt te zijn en zoals men graag zou willen zijn (of zoals men gezien zou willen worden). Men doet dat vervolgens met behulp van tekens die corresponderen met dat zelfbeeld en dat ideale zelfbeeld. Dit alles in een poging om de twee dichter bij elkaar te brengen. Het resultaat is een gecreëerde identiteit. Tekens verschaffen zodoende een multidimensionaal inzicht in die achterliggende identiteiten. Dit geldt evenzo voor de eigen interpretatie van die tekens en wat die interpretatie ons kan vertellen over identiteit van de aanschouwer, namelijk wijzelf. Althans voor diegenen die bereid zijn om te kijken en te luisteren.
Rim Andries
12-05-2007
meer weten over semiotiek?
|
|
|
|
Anne Winters
over de Fatimastraat 75 en verder
Eveline van der Ham
over de Spoorlaan 6
Laura Niemeyer en Lennart Driessen
over de Hertogstraat en tot aan het Lourdesplein
Mieke de Croon
over de Hopliedenkade
Peter Güldenpfennig
over de Galjoenstraat
Teun van Irsel en Simone van Rees
over de Ringbaan-Oost, onder viaduct en verder langs de haven
|
|
|
|
|
|
|