Opgroeien in Jeruzalem
een wandeling met John Lahaye
vanaf hoek Betuwestraat Havendijk

John LaHaye werd geboren in '52 en is 52. We zitten in 2004 en gaan eerst terug naar de jaren vijftig. Jeruzalem is dan een nieuwbouwwijk, en Nederland is druk met de wederopbouw en de babyboom.
We bezoeken de kleuterschool in de Betuwestraat waar John bij juffrouw Guus en juffrouw Riet in het eerste en het tweede klaslokaal zat. Het was er prettig en warm, toen. Het is nog steeds een prettig gebouw beaamt de groepsleiding van Stichting Amarant, die nu met een dagactiviteitencentrum in het gebouwtje zit. Vandaag heerst er enige opwinding vanwege de aankomst van Sinterklaas.

Als kleuter kon John de weg van school naar huis al snel zonder begeleiding af, en dat gaf ruimte om te dwalen. Het groen langs de Ringbaan en de inhoud van de winkeltjes op de Caspar Houbenstraat werden regelmatig geïnspecteerd: de elektrawinkel, de bakker en de kruidenier. De kruidenier verkocht ook wasmiddelen. Bij het merk OMO kreeg je kleine bootjes cadeau; scheepjes van ongeveer tien centimeter lang, die fanatiek werden verzameld. Deze vroege vorm van merchandising sloeg aan. Achter die winkeltjes, waar nu de Gaasterlandstraat richting Westlandstraat loopt, lag een plein, waar voor de afwatering wat putten en geultjes waren gemaakt. Dat bleken ideale kanalen. De OMO-bootjes gingen in de broekzak, of later in een tasje, mee naar het plein. Soms stond er veel water; dan was het een ware zondvloed en gingen alle boten ten onder. Een andere keer waren de kanalen droog, rook je teer en was het wachten op een goede bui. John had een bloeiende botenverzameling, die door de kruidenier actief werd aangevuld met giften. Voor wie het nog niet weet: John LaHaye woont nu, samen met Caroline, aan boord van de Groninger steilsteven Drie Gebroeders aan de Havendijk. Eind 2004 kreeg De Drie Gebroeders een monument A-status.
En op vrijdag 13 juni 1980 ging John met zijn eerste woonschip te water. We praten over het handwerk in de scheepsbouw en het ambachtelijke dat hij door zijn grootvader en vader met de paplepel kreeg ingegoten. Dan stuiten we op de paaltjes voor de steeg naast Veluwestraat 128, richting Twentestraat, waar pijnlijke en vrolijke herinneringen aan zeepkistraces boven komen drijven. 'Vaart minderen spaart kinderen' staat er op een bord aan de boom rechts van de steeg. Die tekst is voor automobilisten. Destijds was het de zeepkist van de gebroeders Van Duren en LaHaye die de vaart maakte. Au, weer tegen die paal! Te scherpe bocht! John ving de klap op, want als jongste en lichtste van het stel zat hij voorop. En bovendien wou hij toch al stuntman worden. - De kist werd gerepareerd in de tuin van zijn ouderlijk huis en daar gingen ze weer. Nog sneller!

Dat ouderlijk huis is een hoekhuis met een iets ruimere tuin en ligt op Twentestraat 171. We staan ervoor en kijken naar de gevel. 'Ik ben hier geboren', zegt hij. Het plantenbakje dat zijn moeder naast de deur hing, hangt er nog. Twee jaar geleden verhuisde ze naar een verzorgingshuis, en op straat vraagt men hem meermaals hoe het met zijn moeder gaat. Het hekje naar de achtertuin heeft een wit bootmotief en werd gemaakt door een kennis van zijn ouders. Dit is het huis waar hij opgroeide en waar veel van zijn vrienden een warm welkom vonden. Ook in de tijd dat hij op het conservatorium zat kwamen de medestudenten er graag over de vloer. Muziek was in die tijd zijn lust en zijn leven, maar zijn eerste pianolessen waren een crime. Verstopt in de berkenboomhut voor het huis zag hij hoe de leraar onverrichterzake het huis verliet. De boom is weg en de gitaar veranderde zijn afkeer voor muziek studeren.
De verffabriek tegenover hun huis leverde dagelijks 'schilderkunst'. Er werden verfstoffen voor textiel gemaakt en dat leidde tot kleurrijke taferelen. Aan het gezicht van de mannen die in de namiddag de poort uit kwamen, kon je zien welk verfbad ze die dag hadden gebruikt. Ook het wasgoed dat 's maandags buiten hing, werd met een ongunstige wind gratis gespikkeld, en elke week weer anders. Je mocht niet op het terrein komen en dat was maar goed ook. Later, nadat de fabriek dichtging, is de bodem gesaneerd.
Je mocht wel achter de fabriek, voorbij de gekleurde sloot, langs het kanaal spelen. Of je kon naar de schepen kijken vanaf deze wal of net over de brug bij het Galgenven. Daar zagen ze op een dag een verwaarloosd bootje dat opgeknapt moest worden. Ze mochten het hebben. Samen met zijn vader knapte John het op. Het bootje was in 1930 gemaakt door A.J. Hes uit Overschie, die ook de bouwer was van Willem II.

De details van deze plek maken een wandeling met John tot een echte eye-opener. Als autochtone Piushaven-bewoner en medeoprichter van de Stichting Thuishaven is hij een echte kenner. Zo kom ik te weten dat de gekke hap uit de oever van het Wilhelminakanaal een zwaaikom is, waar schepen in het kanaal kunnen keren, en dat daar vlakbij, op de punt van de Piushaven en het Wilhelminakanaal, een grote zand- en grindoverslag was. Het werd met binnenschepen aangevoerd en lag tussen betonnen schotten opgeslagen. Urenlang kon John zitten kijken hoe de schippers heel precies met zelflossers in de weer waren. Met de transportband werden later de af en aan rijdende vrachtauto's gevuld. Hij had het allemaal zo goed bestudeerd dat het naspelen ervan met zijn vrachtautootje-met-transportband een peulenschil was. Sinterklaas was de gulle schenker van zijn eigen kiepauto, en het zand werd vervangen door het maïs voor de duiven van zijn vader. We lopen langs de Piushaven, kijken naar de werf in Armhoef en dan is de cirkel rond: we staan weer bij de kleuterschool.

De eerder gelopen route vanaf hier naar huis komt ter sprake. Want vanaf lagere school De Helling - een jongensschool die achter het viaduct over de Ringbaan-Oost lag - liep hij elke dag via zijn oude kleuterschoolroute terug naar huis. Dat verbaast me, want je kunt ook langs het water en dan via de Twentestraat. Dat deed hij nooit. 'Er was een gewelddadige sfeer rondom de Twentestraatflat en daar liep je niet graag langs', zegt hij. 'Jongetjes die dreigend op de weg stonden en dat soort dingen.' School was ook niet favoriet. John was blij als hij vrij was. Dan heeft hij uit die tijd betere herinneringen aan de dagelijkse ochtendmis in Het Cenakel. Broer Marcel maakte daar salto's met het wieroken. Ik kijk wat ongelovig. John doet het zwaaigebaar van zijn broer na, en ik zie het zó voor me.

Wapke Feenstra, november 2004