Verdwijnen
een wandeling met Noud Heerkens
Lourdesplein en omgeving

Treurige regendruppels plenzen op de fundamenten van de in maart afgebrande Lourdeskerk. Recht tegenover de plek aan de Lourdesstraat, staat het parmantige huis van de 92-jarige heer Noud Heerkens. Na het bewuste moment van de brand, naar verluidt door criminelen aangestoken, werd hij gebeld door een van zijn kleinkinderen. Of alles goed was. Noud had helemaal niets gemerkt, godzijdank. Het gemis kwam later. De Piushaven is voor Noud nooit een bedevaartsoord geweest. Maar de kerk was voor hem wel een van de laatste symbolen van schoonheid in deze wijk.
Noud Heerkens, architect in emeritus, een gedistingeerde persoonlijkheid. Bijna zijn leven lang woont hij in of vlakbij de Piushaven, in het centrum. Zijn leven, zou je kunnen zeggen, is met deze buurt verweven. Hij vertelt hoe hij en z’n vrinden vroeger, die voor de oorlog allemaal rondom de haven woonden, gingen kijken naar hoe ze de haven groeven. Hij maakte nog mee dat de hele haven bevroren was. “Je kon er zo overheen lopen.” En ook het beeld van silhouetten van de boten die binnen kwamen staan in zijn geheugen gegrift. Zand, staal, graan en grind brachten ze. “De vrouwen hadden een band om hun middel, waarmee ze vanaf de kant de boten voortrokken naar de aanlegplaats.”
Zijn vader was aannemer van de goederen die aankwamen per schuit. Maar een telefoon was er natuurlijk nog niet. Dus fietste Noud voor zijn vader naar een kantoortje aan de haven waar je de goederen kon bestellen. Het was er een en al bedrijvigheid. Ronkend, stomend en stampend. Maar nu is dat allemaal verdwenen.
Het is net zoals de regen, volgens Heerkens. Het is jammer maar je doet er verder niets aan. Maar wat wel kan, weet een architect als Heerkens als geen ander, is de illustere geschiedenis van Tilburg levend houden. In zijn ogen gebeurt dat veel te weinig. “Een zonde”, noemt hij het, dat de typisch Tilburgse architectuur lijkt te verdwijnen. De hoogbouw die vanachter zijn woning opdoemt, heeft volgens hem niets meer te maken met dat wat de Piushaven moet kenmerken: lage huizen, niet al te grote blokwoningen, liefst met rode baksteentjes, die een sfeer van kleinschaligheid en gemoedelijkheid uitstralen. “De harmonie raakt zoek”, zegt Heerkens.
Geen begrip heeft hij ervoor, dat de schoolgebouwtjes die benevens de kerk staan, die hij zelf ontwierp, weg moeten. “Die gebouwen zijn mooi en nog goed bruikbaar als school. Een kind hoeft de openbare weg niet over om het te bereiken.” En ook de groenstrook ten oosten van de Lourdesstraat komt in de nieuwe plannen van de gemeente voor om volgebouwd te worden, weet hij. “Er is niets belangrijker dan groen in de wijk. Dat zeg ik ook steeds weer aan de mensen van de gemeente. Ik protesteer nog steeds tegen deze ondoordachte plannen die ten koste gaan van groen, uitzicht en eigenheid, zoals kantoorruimte rond het Leijpark. Maar ze luisteren niet.”
Nog zo’n voorbeeld: de aanlegplaats van de haven zelf. Een paar decennia geleden, toen het nut van de haven allengs aan erosie onderhevig raakte, heeft de gemeente één van de kanaalarmen dichtgegooid. Heerkens: “Een deel van de pier en de karakteristieke U-vorm is hierdoor helemaal verdwenen. Dat was toch nergens voor nodig. Het is een ontwaarding van het gebied.”
Is er dan helemaal geen plek of straat meer waar Noud graag nog eens een wandeling kan maken? Het valt gelukkig nog meer. Het Leijpark, daar gaat hij nog graag naartoe. En de Sint Josephstraat. “Daar zie je nog prachtig de veranderingen in de gemeenschap van Tilburg. De arbeiderswoningen. De mooie, wat pompeuze herenhuizen van rond de vorige eeuwwisseling, van de fabrikanten. Toch zijn die ook betrekkelijk kleinschalig, vergeleken met bijvoorbeeld Laren. Zeker zie je dat bij de gebouwen vanaf de recessie in de jaren ’30, toen het geld opraakte. Men ging toen op andere manieren bouwen. Na de oorlog kwamen de dokterspraktijken, villa-achtige huizen met aangebouwde praktijken. De uitdrukking van de geschiedenis en de kleine groengebieden die hier bleven, dat vind ik mooi om te zien.”


Daan Rutten, mei 2007