Ecowoning
een wandeling met Fons Hermus
Heile Schoorstraat 82

Een facade. Een gevel die opvalt tussen de gevels. Tussen de lantaarnpalen en oerdegelijke, nondescripte, ja toch wat nietszeggende jaren ’30 woningen, ziet de voorbijganger plots iets anders, iets vreemds. Een gevel die welhaast zwanger lijkt van betekenis. Een gezicht. Ramen met wenkbrauwen. Een lamp met neusvleugels. Een gevel die opkomt uit aardewerk, overgaat in hout. Daarboven lucht, de hemel. Wat is dat?
De 53-jarige Fons Hermus woont hier. Samen met wat inwonende stellen. Nu woont Hermus hier niet alleen: hij bouwde dit huis ook, zijn eigen huis. Een poos geleden, elf jaar om precies te zijn, kocht hij het pand aan de Tilburgse Heile Schoorstraat 82, evenals twee aanpalende woningen. Voor een prikkie, een symbolisch bedrag, vertelt hij. Ooit werden de panden gebruikt als showroom voor auto’s. Maar de eigenaar raakte failliet, lege panden met vervuilde grond bleef over. De bank wilde het niet, de gemeente liever ook niet. Veel te vies, veel te duur. Maar Hermus had een beter plan. Nu is hij docent op de vrije school in Eindhoven, maar hij was niet voor niets aannemer van biologische en ecologische bouwwerken. Milieuvriendelijk zou het worden, en hij zette, met instemming van de gemeente, de tabula rasa van het pand in gang.
Zogezegd maar niet zogedaan. Alles moest eruit. De isolering van steenwol wel als eerste. Daar voerde Hermus al jaren heftige discussies over. Heel gevaarlijk spul, volgens hem. Waarom men het dan toch nog gebruikt? “Economische motieven”, ageert hij. Met geen mogelijkheid te snappen. Hij isoleerde met oud papier, schelpen en vlas. Dat wordt bijna nergens anders zo gedaan.
Hermus vindt dat elke bouwer plichten heeft. Drie milieus waar je acht op moet slaan.
Eén: die van het nageslacht. “Het is toch van de gekken dat je de volgende generatie opzadelt met giftig, onafbreekbaar spul!”
Twee: het milieu waar je grondstoffen vandaan komen. In Hermus’ huis komt het hardhout uit Hongarije, niet van het tropisch regenwoud, waar doorgaans mee gewerkt wordt. Het hemelwater wordt hergebruikt, leert het poeltje water op zijn binnenplaatsje. Dit systeem is zijn stokpaardje. Er is ook nog een zonneboiler en energiebesparende warmtewanden, electrosmog.-vrije bekabeling, biologische verf, hergebruikte bouwmaterialen.
Drie, tot slot: het milieu dat je in huis haalt. “Het binnenmilieu”. Want ja, je huis is toch je tweede huid. Hermus stuukte binnen met leem. Dat staat voor akoestisch, isolerend, rustgevend.
Enfin. Hermus nam de taak op zich om van een vieze keet een prachtig, rustig, weelderig huisje te maken. Dat gaf hem wat krediet bij de gemeente voor zijn bouwvergunning. Hij wilde graag een wat andere gevel dan de rest. “Te degelijk, te krenterig, te eensoortig, te saai”, vindt hij de straat. Natuurlijk verwachtte hij kritiek van de buurt. Maar uiteindelijk kreeg hij vooral positieve reacties op zijn eigenzinnige geveltje. Op een enkele azijnpisser na, dat wel.
Wat betekent zijn geveltje nu? Dat heeft alles met Hermus’ opvattingen van de wereld en het bouwen te maken. Er zijn nauwelijks rechte hoeken te bespeuren, dat aansluit bij het antroposofische gedachtegoed. Zijn liefde voor natuur en milieu komt ook helemaal terug. De gevel komt op uit baksteen, dat aardewerk staat voor de aarde. Ietwat naar boven en het aardewerk gaat een synthese aan met het houtwerk, de flora. Waarboven de ramen als het ware verbinding maken met de lucht daarboven, de hemel.
Hoe zit het met dat gezicht wat de passant misschien herkent. “Een gezicht? O ja, en het lampje in het midden dan als neus?” Hermus lacht.


Willemijn van Geldrop & Daan Rutten, februari 2006