Mensen lijken individueler te worden
een wandeling met Jack Janssens
door Fatima en bij AaBe.

Het is een gure en natte ochtend aan de Piushaven in Tilburg. In buurtcentrum De Kubus schuilt een enkele buurtbewoner voor de druppels. Graag serveert het personeel de matineuze bezoeker een kopje koffie en een krantje. Wie komt daar zo monter binnen? Het is Jack Janssens, de 49-jarige buschauffeur. Met hem hebben we een afspraak vandaag. Jack woont even verderop, in de aanpalende wijk Fatima. Of beter gezegd: hij woont in een schattig roodbruin huisje in het zogenoemde Wethoudersbuurtje van de oost-Tilburgse wijk Fatima. Goed.
Jack Janssens is, zo merken we al snel, een uitermate actieve bewoner voor zijn buurt. Tussen twee nipjes koffie door, noemt hij eventjes zijn nevenfuncties. Hij is lid van de bewonerswerkgroep Fatima, hij zit in de redactie van de wijkkrant, hij neemt zitting in het huurderscomité, enzovoorts, en zo verder, en dat doet hij allemaal al zo’n zeventien jaar, bijna net zolang als de twintig jaren die hij er woont. “Ja, in die tijd is zeker veel veranderd”, zegt hij, en daar zal hij later op terug komen. Hij zal ons eerst zijn wijk laten zien.
Met het gezicht naar de weg, staande benevens buurtcentrum de Kubus, draaien we met Jack naar rechts, en we lopen een eindje rechtdoor, de Fatimastraat af. Eerst lopen we wat woonhuisjes voorbij en weldra doemt een groot industrieel complex op aan weerszijden van de weg. Het AaBe-complex. Hier is veel om te doen, vertelt Jack. Het zit ongeveer zo. Op dit moment gebeurt er nauwelijks iets met het pand, waardoor de eerste sporen van verpaupering zichtbaar worden. Het dak lijkt op instorten te staan. Gek genoeg is het juist die constructie van het dak, dat het gebouw zo bijzonder schijnt te maken. Maar ja, als deze gebouwen niet mogen worden gesloopt, waar moet de ‘zuidelijke inprikker’, de autoweg die het Tilburgse centrum van autoverkeer moet ontlasten, en op zichzelf alweer zo’n heikel punt is voor de bewoners, dan komen te liggen?
Jack weet het ook niet. Maar als we langs het terrein van de voormalige textielverwerking lopen, spreekt Jack af en toe zijn gedachten uit over de fabriek. “Kijk, dat raamwerk daarboven, dat belichtte die hele corridor. Het loopt helemaal door tot kant van waar we net vandaan kwamen. Ja, dat is toch bijzonder aan het dak.” En ook: “Zie je die jaartallen op de gebouwen? De toren al van 1930. Het ketelhuis is van ’51. Dat grote gebouw is van 1941. Geschiedenis. Mooi.”
We lopen nog een stukje verder de Fatimastraat af, nog steeds langs het fabrieksterrein. De kleuren die van wat verder al te zien waren, blijken een schildering op een grote muur van de fabriek. Het idee hiervoor werd gelanceerd door Jack’s collega Ben de Cock (wijkbewoner en lid van de bewonerswerkgroep Fatima). Naar dit idee liet de bewonerswerkgroep Fatima het kunstwerk ontwerpen en uitvoeren door studenten van de kunstacademie, aldus Jack. Zelf was Jack ook betrokken bij dit plan. De wijk kon wat fleuriger, met name dit gedeelte. De realisatie van het kunstwerk duurde uiteindelijk, tot enige ergernis van de buurtbewoners, meer dan een jaar. Toen het uiteindelijk gepresenteerd werd dacht Jack bij zichzelf: “Is dit het nou?”
“Ik vond het er wat simpel uitzien”, legt Jack uit. “Maar toen ik hoorde waar de vormen en kleuren voor stonden, toen werd het wel best interessant. Het rood staat voor arbeid, in het groen het naar school gaan… en de toren van de fabriek is afgebeeld. Het jeux de boules staat voor sport, spel en samenzijn. Het is leuk dat die aspecten uit de wijk zo zijn afgebeeld.”
Toch heeft Jack, zo blijkt wat verderop, lang niet altijd iets op met de kunst in de buurt. Het kunstwerk vlakbij het fratershuis aan de Kruisvaardersstraat, Jack vindt er niks aan. “Ik sprak de kunstenaar een keer. Het moest ‘het leven’ of iets dergelijks voorstellen. Maar het ziet er uit als een hoop oud ijzer! Wat mij betreft kan het zo naar de schroot. Ik zeg: zet er liever iets neer waar mensen zich mee kunnen identificeren. Dit is zo onbegrijpelijk.”
Op de weg terug naar de Kubus werpt Jack steeds een blik in de smalle laantjes die de Wethouderslaan, de straat waar we inmiddels lopen, kruisen. De straatjes zijn heel rustig, leeg, soms wat mistroostig. De gordijntjes zijn overal dicht. Nee, want al is het weer slecht, er wordt, overdrachtelijk gezien, niet aan jeux de boules gedaan. Ook maar nauwelijks op zonnige dagen. Jack komt terug op waar hij eerder over begon. De buurt is langzamerhand veranderd. Jack ziet vooral verschillen in hoe mensen tegenwoordig met elkaar om gaan. “Mensen lijken hier steeds meer individueel te worden. Het blijft veelal bij een kort ‘hallo’, een praatje is er niet meer zo bij. Dat was vroeger nog wel anders, is mijn ervaring.”
De hoek om langs de leuke rode huisjes en we zijn weer bij ons beginpunt. Eigenlijk niet zo’n mooi ding, die Kubus. Een soort goedkoop uitziend, wit blok. Als er nu een mooier, gezelliger gebouwtje kwam, denkt Jack, zou dat wellicht wat gemeenschap terug kunnen brengen in de Piushaven.
We nemen afscheid.


Daan Rutten, maart 2006