|
|
Als we de woorden “dat is geschiedenis” in de mond nemen, bedoelen we daarmee dat iets voorbij is. Ook industrieel Tilburg behoort tot de geschiedenis. Maar in hoeverre is die geschiedenis een afgesloten hoofdstuk? Omdat we voor een semiotische benadering van die vraag concrete tekens waar moeten nemen, duiken we Koopboulevard Leyparc in.
De koopboulevard bestaat uit twee straten, waarvan één onmiskenbaar dienst doet als visitekaartje. De winkels die blootgesteld zijn aan het oog van de drukke Ringbaan Zuid hebben een duidelijk van elkaar te onderscheiden voorgevel. De gevels zijn gebouwd met als doel elke winkel in zijn pand een herkenbare uitstraling te geven. Het visitekaartje van Koopboulevard Leyparc levert ons geen grootse historische tekens van industrieel Tilburg. Maar laten we écht Koopboulevard Leyparc in duiken zonder afgeleid te worden door het decor dat de productaanbieders voor de argeloze passant hebben neergezet. Een decor dat met veel naijver in stand wordt gehouden. Waarom zou er anders net hier een niet-al-te-druk-bezochte Brabantse Gebakkraam staan? Deze gebakkraam belemmert wel héél toevallig het zicht op het achterste deel van de koopboulevard door frontaal voor een dwarsstraatje geparkeerd te staan. Hier dringt zich steeds sterker het vermoeden op dat er moedwillig iets aan het oog onttrokken wordt. Alles dat niet in het plaatje past waarnaar “de koopboulevard” verwijst wordt weggemoffeld met terreinimago-manipulatie.
We tillen de sluier op, wrijven in onze ogen om het erin gestrooide zand te verwijderen, en lopen vastberaden naar het gebied waarvoor de gebakkraam onbedoeld onze interesse heeft aangewakkerd. Zodra we de verbindingsweg tussen de hoofdstraat en straat nummer twee afgelegd hebben, duiken we naar links, het grote parkeerterrein op. Als er hier ooit meer dan vijf auto’s staan, hebben we dat nooit mee mogen maken. We bevinden ons in de woestijn van de woonboulevard. De paar nomaden die dit gebied doorkruisen, zoeken zonder omhaal de oase van de winkels op. Wij blijven hier steken en er komt een rijkdom aan tekens op ons af: het gewezen industriële Tilburg dat hier ooit heer en meester was laat zich zien. De heer en meester is vandaag de dag voor de woonboulevard verworden tot schaamlap; hooguit een suggestie van fabrieksverkoop. Dus restte de boulevard niets anders dan machteloos de schouders op te halen en het gebied als gebied te erkennen door er lijnen in te trekken waartussen men de auto neer kan zetten. Dienst aan een nieuwe meester. Deze lijnen hebben de bedoeling het gebied tot parkeerterrein pur sang te maken. Maar deze grondtekening is niet krachtig genoeg om de elementen te bezweren die zich over de lijnen heen bewegen en overal om zich heen grijpen. Als we tegen de semiotische wind in leunen en vastberaden op ons doel afstevenen, lopen we letterlijk tegen een muur aan. De grote muur aan de achterzijde van het parkeerterrein die parallel loopt met de tweede rij winkels is de buitenmuur van, dat weet iedere Tilburger, de grote AaBé-fabriek. De muur is hier en daar flink aangetast. Een lekkende waterleiding is op een plaats zichtbaar al geruime tijd bezig de stenen tot een poreuze massa te bewerken. Ramen zijn dichtgetimmerd met hout dat al veel weer en wind heeft opgevangen en geabsorbeerd. Als we onze blik naar boven richten, zien we een groot dak dat op verschillende plaatsen wat doorgezakt is. Van de dakramen is niet veel meer over dan een gekartelde, luchtige opening naar de ingewanden van een fabriekshal. Een hal waarin volgens alle tekenen niets gebeurt. Dit was ooit een fabriek. De buitenkant van de fabriek verraadt niets van een mogelijke nieuwe activiteit binnen de muren. De semiotiek leert ons echter dat er nergens niets gebeurt, óf we moeten de fabriekshal als locatie van een absoluut teken-verslindend zwart gat beschouwen. Tja, maar is niets ook iets, en als het iets is, wat is het dan? We kunnen er slechts naar gissen. We blijven voor de muur staan en kunnen vanuit de informatie die we van de buitenkant hebben opgepikt, plus het feit dat we bij lekker weer geen schaftende arbeiders aantreffen op de binnenplaats, alleen afleiden dat de functie van fabriekshal geschiedenis is.
De meeste winkels in de tweede straat op de koopboulevard hebben niet - zoals aan de Ringbaan - een voor elke winkel individueel ontworpen voorgevel gekregen. Ze zijn gehuisvest in de oude panden van de fabriek en in enkele containers die als uitbreiding dienst doen. Dit wordt enigszins verhuld door grote borden met daarop de namen van de winkels, reclameleuzen, aanbiedingen... Toch werken deze borden slechts als druppels op een gloeiende plaat, de huisvesting schreeuwt ons tegemoed: dit is fabrieksterrein. Dit wordt bevestigd doordat de magazijningang van de voorste rij winkels in deze tweede straat ligt. Open en bloot liggen pallets van de voorste winkelrij in het zicht van de tweede orde. Het enige dat nog ontbreekt, is het bordje “uitverkoop”. Sommigen van de winkels van de tweede orde lijken van de nood een deugd gemaakt te hebben door hun eigen goederen voor hun deuren op te stapelen. De achterkant van de fabriek lijkt weer tot leven te komen. Vrachtwagens met nieuwe goederen nemen nadrukkelijk bezit van de openbare ruimte door ronkend te flaneren over de koopboulevard.
Hoezeer Koopboulevard Leyparc haar best ook doet, ze ontkomt er niet aan dat de geschiedenis van het terrein haar eigen leven blijft leiden. Bij de eerste straat maskeren de voorgevels dat de winkels gehuisvest zijn in grote containers, in de tweede straat zijn die voorgevels vervangen door het goedkopere alternatief van veel om aandacht schreeuwende naamborden. Op de achtergrond blijft nadrukkelijk de in onbruik geraakte fabriek staan, die er de reden van is dat dit terrein überhaupt bestáát. De sfeer in de tweede straat is door het constante werkverkeer voor de voorste rij winkels ook meer die van een werkterrein dan van een winkelgebied. Koopboulevard Leyparc staat met één been in de poel van industrieel Tilburg. De oude industriële functies zijn krachtige elementen, die tussen de naden door de nieuwe actieve functies kunnen overstemmen. Er zit nog leven in deze bouwwerken die de pensioengerechtigde leeftijd allang zijn gepasseerd.
Bart Doreleyers
15-08-2006
meer weten over semiotiek?
|