‘Van binnen en buiten’
aanpak/methode 2009

Lopende door de St. Josephstraat in westelijke richting, tref je aan je rechterzijde een laag muurtje met daarop een traliehek, waarop metalen punten vervaarlijk omhoog wijzen, waarschijnlijk bedoeld om indringers buiten te houden. De reeks van deze massieve speren – die door hun bloemachtige design een klassieke uitstraling hebben – werkt vreemd genoeg eveneens als uitnodiging om tussen deze tralies door te kijken en zo met gemak te ontdekken dat het een omheining van een begraafplaats betreft. Wat zich achter het hek bevindt zijn namelijk platte, nauwkeurig vervaardigde stenen. Hun glimmende oppervlakken reflecteren de lucht en diens wolkendek, alsof de makers ervan hiermee een direct verband tussen de stenen en de hemel lijken te suggereren. Het hek rondom de begraafplaats vormt een opmerkelijke anomalie tussen open- en geslotenheid: het blokkeert de doorgang, maar biedt tegelijkertijd wel de mogelijkheid er doorheen te kijken.

 
De enige werkelijke doorgang bevindt zich ongeveer ter hoogte van de Hogendriesstraat. Het ijzeren hek staat overdag gewoonlijk open, wat een verwelkomende indruk geeft. Zo is de eigenlijke begraafplaats an sich eveneens een tussenvorm tussen open en gesloten of binnen en buiten: je kunt de plaats betreden, naar binnen gaan, maar als je omhoog kijkt is er geen twijfel over mogelijk dat je je in feite nog altijd in de buitenlucht bevindt. Dit gevoel van ‘binnen zijn’ wordt versterkt door de struiken en rijen bomen met hun goed gevulde kruinen. Ze belemmeren het zicht op de open lucht en op de omgeving buiten de begraafplaats, zodat je werkelijk de indruk krijgt ergens anders te zijn dan in de woonwijk. Deze tweedeling tussen ‘binnen’ en ‘buiten’ wordt versterkt door het contrast in sfeer, wat je bemerkt als je de plaats betreedt. Waar je in de woonwijk zelf nagenoeg continu geconfronteerd wordt met stenen muren, auto’s en straten, zo bestaat de omgeving op de begraafplaats uit haast tegengestelde elementen: struiken, bomen en grindpaden. Het levenloze maakt dus plaats voor het levende, wat vrij ironisch is, aangezien het om een begraafplaats gaat. De schoonheid van kalme levende natuur staat bekend om haar rustgevende werking. En rust is een element dat de mens al eeuwenlang in verband brengt met de dood. De natuur maakt van de begraafplaats dus niet enkel voor de overledenen een rustplaats, maar straalt eveneens rust over op de bezoekers. Zo beschouwd kom je als bezoeker dus zowel fysiek als gevoelsmatig even dichter bij de geliefden die er begraven liggen. Het is goed voor te stellen dat dit een fijn en geruststellend gevoel geeft. Naast deze geruststellende functie, zou je de overdaad aan natuur op de begraafplaats in verband kunnen brengen met de dood, welke ons confronteert met onze afhankelijkheid van de natuur en het niet kunnen overwinnen van natuurwetten. Daarbij brengt het sterven de mens weer terug naar de natuur, welke ons eveneens het leven gegeven heeft. Dus enerzijds is het ironisch en haast paradoxaal om levende natuur nabij doden aan te brengen, terwijl het tegelijkertijd een logisch verband is.

De verbinding tussen levende natuur en de dood komt ook tot uiting in de vele bloemen die je bij de graven kunt vinden. Bloemen en de dood lijken haast altijd hand in hand te gaan. Althans, dit is iets wat je in Nederland op katholieke kerkhoven aantreft; het katholicisme staat bekend om zijn drang naar versieringen. Door het al dan niet plaatsen van bloemen worden individuele verschillen tussen de graven zichtbaar. Of beter gezegd: de verschillen tussen de nabestaanden van de overledenen komen tot uiting. Zo zijn er graven waar nauwelijks of geen bloemen te vinden zijn, terwijl andere minstens drie verschillende soorten kennen. Waren de personen in de graven met veel bloemen meer geliefd dan die zonder bloemen? Die conclusie wil ik zo snel niet trekken. Het zou ook zo kunnen zijn dat de graven zonder bloemen geen directe nabestaanden in de buurt hebben wonen of dat de nabestaanden geen waarde hechten aan het aanbrengen van natuur op het graf van hun overleden geliefde. Niet iedereen gaat hetzelfde met de dood om en het zou interviews vergen om achter de exacte motivaties van het al dan niet plaatsen van bloemen te kunnen komen. Vreemd genoeg zegt een graf dus vaak meer over degenen die dicht bij de overleden personen stonden dan over de doden zelf. Opvallend was trouwens een boeket rozen dat op een graf pronkte. Op het eerste gezicht een normaal boeketje, maar als je even beter kijkt zie je dat de bloemen van aardewerk zijn. Een stuk levenloze natuur wordt dus in de vorm van levende natuur gegoten om zo een duurzamer en gemakkelijker stukje decoratie te worden.

Hoewel je je als bezoeker van de begraafplaats niet langer op de straten van de woonwijk bevindt, hebben de verschillende grind- en asfaltpaden waaraan de graven liggen opvallende genoeg wel straatnamen. Dit zijn natuurlijk geen werkelijke straatnamen – met een navigatiesysteem zul je er nooit geraken – maar toch impliceren ze dat de begraafplaats niet zo heel veel verschilt van een woonwijk. De ‘straat’-namen zijn opgebouwd als de meeste gangbare echte straatnamen: ze zijn allemaal een samenstelling waarvan het laatste deel ‘straat’ luidt. Daarbij kennen de namen, net als in de meeste woonwijken, een bepaald thema; in dit geval het christendom. Als de crucifixvormige grafstenen nog geen aanwijzing genoeg waren dat het hier om een christelijke begraafplaats gaat dan zouden de ‘straat’-namen dat wel doen. Elke naam bevat namelijk een verwijzing naar de Bijbel of het christendom, zoals ‘Samaritaansestraat’ en ‘Goede Herderstraat’. De functie van de ‘straat’ namen is vrij gemakkelijk te gissen: het kunnen aanduiden waar een bepaalde overleden persoon ligt. De christelijke aard van de namen versterkt het christelijke aspect van de begraafplaats. Namen van ontdekkingsreizigers of wetenschappers zouden misplaatst zijn op een dergelijke plek. Daarnaast zou je kunnen stellen dat de namen de overledenen iets menselijker maken. Ze hebben immers nog altijd een adres, lijkt het. Dit verkleint de afstand tussen de nabestaanden en de overledenen, wat geruststellend kan werken.

Opmerkelijk is de overkapping die achteraan op de begraafplaats aangetroffen kan worden. Vermoedelijk gaat het hier om een ceremoniële plaats waar voor het laatst afscheid genomen kan worden, vlak voor een begrafenis. De plek is een betegeld pleintje, overkapt door een matglazen dak dat op acht ijzeren poten staat. Hier is er weer sprake van een anomalie tussen binnen en buiten, maar dan haast het tegenovergestelde van de eerder genoemde: deze plaats kent geen muren en juist wel een dak. Onder de overkapping sta je beschut tegen de regen en de zon, terwijl het duidelijk is dat je buiten bent, aangezien ze geen muren kent en je gewoon langs alle kanten naar ‘buiten’ kan stappen. Zowel bovenop het dak als daaronder in de betegeling pronkt een wit crucifix. Dergelijk opvallende christuskruizen zijn voor een semiotische analyse natuurlijk onvermijdelijk. Het kruis is immers een van de bekendste tekens ter wereld. Het staat allereerst symbool voor de christelijke religie, maar herinnert ons eveneens aan de dood. Het is dan ook niet voor niets dat veel grafstenen deze vorm hebben. Het kruis bovenop het dakje lijkt te willen zeggen dat het hier om een kleine kerk gaat, alsof een simpele overkapping officieel een kerk genoemd kan worden. Waarschijnlijk is dit de plek waar familie, de kist en een begeleidend geestelijke nog even samenzijn, waar de laatstgenoemde nog enkele woorden uitspreekt in een religieuze context. Zo beschouwd is het zo vreemd nog niet om de overkapping als een ‘minikerk’ te zien.

Bij het verlaten van de begraafplaats staan we weer op straat. Het is gebruikelijk dat een begraafplaats aan de rand of net buiten het bewoonde gebied wordt aangelegd. In dit geval treffen we hem echter midden in een woonwijk aan. Het is dus waarschijnlijk dat dit vroeger niet het geval was en dat de directe omgeving van de begraafplaats pas na diens aanleggen bebouwd is. Het gebied werd dus aanvankelijk ‘bewoond’ door doden en werd pas later aangevuld met levende bewoners.

We kunnen aan de hand van deze observatie concluderen dat deze begraafplaats een opmerkelijke plaats inneemt in de wijk. De tegenstellingen tussen binnen en buiten en leven en dood maken deze plek tot een bijzonder geheel, waarin alles, ondanks deze contrasten, prima één kalm geheel van vrede vormen.


 Robert Proost
10-04-2009

meer weten over semiotiek?


 
 Anja de Groote
over de Betuwestraat

 Eva Thomassen
over de Leenherenstraat

 Hugo Derene
over de Betuwestraat

 Kim Kabbedijk
over de Havendijk

 Lisa Ruskus
over de Twentestraat

 Natascha Tummers
over de Hoevenseweg

 Noor Hegeman
over de Caspar Houbenstraat

 Suleika Gommers
over de Hogendriesstraat

 Sylvia Kox
over de Oisterwijksebaan